Op de ochtend na de jaarlijkse viering van het festival van de fanfare, ontwaken vier heren met ’n zwaar hoofd. Algauw blijkt, dat ze, tengevolge van de alcoholconsumptie, notabene tot half zes in de morgen, ’n totale black-out hebben. Hierdoor weten ze ’n aantal dingen niet te plaatsen.
Als Tuur in z’n timmerwerkplaats enigszins tot zichzelf komt, mist hij z’n gebit, z’n portemonee en ’n schoen, terwijl hij ’n ladder met ’n gebroken sport ontdekt, die er voorheen niet was. Zijn zoon Frank is met ’n kapot vensterluik naar huis gekomen, notabene van het raam van de tweelingzus van z’n verloofde en heeft bovendien ook nog ’n damesslipje in z’n zak.
Johan, de plaatselijke politiefunctionaris, komt opdagen met ’n enorme buil op z’n hoofd en met ’n sport van de ladder, terwijl hij z’n snuiftabaksdoos mist
Hugo, de toekomstige schoonvader van Frank, mist z’n horloge en heeft op de kamer van z’n dochter ’n tabaksdoos en beurs ontdekt, terwijl Eugenie, de huishoudster van de pastoor, helemaal aan ’t andere eind van ’t dorp, in haar slaapkamer een gebit, schoen en horloge heeft gevonden en bovendien staande houdt. dat Johan die nacht ’n dief, die ’t op haar stinkkaasjes had voorzien, tot op haar slaapkamer achterna heeft gezeten.
De oplossing van al die raadsels heeft ’n aaneenschakeling van kostelijke situaties tot gevolg, alsmede aan hun stoelen gekluisterde toeschouwers.